Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Job 11

Job

Index

Hoofdstuk 12

1


 

  Maar Job antwoordde en zeide:  

 

 

-

2


 

  Trouwens, omdat gijlieden het volk zijt, zo zal de wijsheid met ulieden sterven!  

 

 

-

3


 

  Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen?  

 

 

-

4


 

  Ik ben het, die zijn vriend een spot is, maar roepende tot God, Die hem verhoort; de rechtvaardige en oprechte is een spot.  

 

 

-

5


 

  Hij is een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen.  

 

 

-

6


 

  De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt.  

 

 

-

7


 

  En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven.  

 

 

-

8


 

  Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen.  

 

 

-

9


 

  Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet?  

 

 

-

10


 

  In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen.  

 

 

-

11


 

  Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt?  

 

 

-

12


 

  In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand.  

 

 

-

13


 

  Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand.  

 

 

-

14


 

  Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden.  

 

 

-

15


 

  Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om.  

 

 

-

16


 

  Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen.  

 

 

-

17


 

  Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig,  

 

 

-

18


 

  Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden.  

 

 

-

19


 

  Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om.  

 

 

-

20


 

  Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg.  

 

 

-

21


 

  Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen.  

 

 

-

22


 

  Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht.  

 

 

-

23


 

  Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze.  

 

 

-

24


 

  Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.  

 

 

-

25


 

  Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.   

 

 

-

Job 13

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: