Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Job 13

Job

Index

Hoofdstuk 14

1


 

  De mens, van een vrouw geboren, is kort van dagen, en zat van onrust.  

 

 

-

2


 

  Hij komt voort als een bloem, en wordt afgesneden; ook vlucht hij als een schaduw, en bestaat niet.  

 

 

-

3


 

  Nog doet Gij Uw ogen over zulk een open; en Gij betrekt mij in het gericht met U.  

 

 

-

4


 

  Wie zal een reine geven uit den onreine? Niet een.  

 

 

-

5


 

  Dewijl zijn dagen bestemd zijn, het getal zijner maanden bij U is, en Gij zijn bepalingen gemaakt hebt, die hij niet overgaan zal;  

 

 

-

6


 

  Wend U van hem af, dat hij rust hebbe, totdat hij als een dagloner aan zijn dag een welgevallen hebbe.  

 

 

-

7


 

  Want voor een boom, als hij afgehouwen wordt, is er verwachting, dat hij zich nog zal veranderen, en zijn scheut niet zal ophouden.  

 

 

-

8


 

  Indien zijn wortel in de aarde veroudert, en zijn stam in het stof versterft;  

 

 

-

9


 

  Hij zal van den reuk der wateren weder uitspruiten, en zal een tak maken, gelijk een plant.  

 

 

-

10


 

  Maar een man sterft, als hij verzwakt is, en de mens geeft den geest, waar is hij dan?  

 

 

-

11


 

  De wateren verlopen uit een meer, en een rivier droogt uit en verdort;  

 

 

-

12


 

  Alzo ligt de mens neder, en staat niet op; totdat de hemelen niet meer zijn, zullen zij niet opwaken, noch uit hun slaap opgewekt worden.  

 

 

-

13


 

  Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart!  

 

 

-

14


 

  Als een man gestorven is, zal hij weder leven? Ik zou al de dagen mijns strijds hopen, totdat mijn verandering komen zou.  

 

 

-

15


 

  Dat Gij zoudt roepen, en ik U zou antwoorden, dat Gij tot het werk Uwer handen zoudt begerig zijn.  

 

 

-

16


 

  Maar nu telt Gij mijn treden; Gij bewaart mij niet om mijner zonden wil.  

 

 

-

17


 

  Mijn overtreding is in een bundeltje verzegeld, en Gij pakt mijn ongerechtigheid opeen.  

 

 

-

18


 

  En voorwaar, een berg vallende vergaat, en een rots wordt versteld uit haar plaats;  

 

 

-

19


 

  De wateren vermalen de stenen, het stof der aarde overstelpt het gewas, dat van zelf daaruit voortkomt; alzo verderft Gij de verwachting des mensen.  

 

 

-

20


 

  Gij overweldigt hem in eeuwigheid, en hij gaat heen; veranderende zijn gelaat, zo zendt Gij hem weg.  

 

 

-

21


 

  Zijn kinderen komen tot eer, en hij weet het niet; of zij worden klein, en hij let niet op hen.  

 

 

-

22


 

  Maar zijn vlees, nog aan hem zijnde, heeft smart; en zijn ziel, in hem zijnde, heeft rouw.   

 

 

-

Job 15

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: