Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Job 17

Job

Index

Hoofdstuk 18

1


 

  Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide:  

 

 

-

2


 

  Hoe lang is het, dat gijlieden een einde van woorden zult maken? Merkt op, en daarna zullen wij spreken.  

 

 

-

3


 

  Waarom worden wij geacht als beesten, en zijn onrein in ulieder ogen?  

 

 

-

4


 

  O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats?  

 

 

-

5


 

  Ja, het licht der goddelozen zal uitgeblust worden, en de vonk zijns vuurs zal niet glinsteren.  

 

 

-

6


 

  Het licht zal verduisteren in zijn tent, en zijn lamp zal over hem uitgeblust worden.  

 

 

-

7


 

  De treden zijner macht zullen benauwd worden, en zijn raad zal hem nederwerpen.  

 

 

-

8


 

  Want met zijn voeten zal hij in het net geworpen worden, en zal in het wargaren wandelen.  

 

 

-

9


 

  De strik zal hem bij de verzenen vatten; de struikrover zal hem overweldigen.  

 

 

-

10


 

  Zijn touw is in de aarde verborgen, en zijn val op het pad.  

 

 

-

11


 

  De beroeringen zullen hem rondom verschrikken, en hem verstrooien op zijn voeten.  

 

 

-

12


 

  Zijn macht zal hongerig wezen, en het verderf is bereid aan zijn zijde.  

 

 

-

13


 

  De eerstgeborene des doods zal de grendelen zijner huid verteren, zijn grendelen zal hij verteren.  

 

 

-

14


 

  Zijn vertrouwen zal uit zijn tent uitgerukt worden; zulks zal hem doen treden tot den koning der verschrikkingen.  

 

 

-

15


 

  Zij zal wonen in zijn tent, waar zij de zijne niet is; zijn woning zal met zwavel overstrooid worden.  

 

 

-

16


 

  Van onder zullen zijn wortelen verdorren, en van boven zal zijn tak afgesneden worden.  

 

 

-

17


 

  Zijn gedachtenis zal vergaan van de aarde, en hij zal geen naam hebben op de straten.  

 

 

-

18


 

  Men zal hem stoten van het licht in de duisternis, en men zal hem van de wereld verjagen.  

 

 

-

19


 

  Hij zal geen zoon, noch neef hebben onder zijn volk; en niemand zal in zijn woningen overig zijn.  

 

 

-

20


 

  Over zijn dag zullen de nakomelingen verbaasd zijn, en de ouden met schrik bevangen worden.  

 

 

-

21


 

  Gewisselijk, zodanige zijn de woningen des verkeerden, en dit is de plaats desgenen die God niet kent.   

 

 

-

Job 19

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: