Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Job 31

Job

Index

Hoofdstuk 32

1


 

  Toen hielden de drie mannen op van Job te antwoorden, dewijl hij in zijn ogen rechtvaardig was.  

 

 

-

2


 

  Zo ontstak de toorn van Elihu, den zoon van Baracheel, den Buziet, van het geslacht van Ram; tegen Job werd zijn toorn ontstoken, omdat hij zijn ziel meerrechtvaardigde dan God.  

 

 

-

3


 

  Zijn toorn ontstak ook tegen zijn drie vrienden, omdat zij, geen antwoord vindende, nochtans Job verdoemden.  

 

 

-

4


 

  Doch Elihu had gewacht op Job in het spreken, omdat zij ouder van dagen waren dan hij.  

 

 

-

5


 

  Als dan Elihu zag, dat er geen antwoord was in den mond van die drie mannen, ontstak zijn toorn.  

 

 

-

6


 

  Hierom antwoordde Elihu, de zoon van Baracheel, den Buziet, en zeide: Ik ben minder van dagen, maar gijlieden zijt stokouden; daarom heb ik geschroomd engevreesd, ulieden mijn gevoelen te vertonen.  

 

 

-

7


 

  Ik zeide: Laat de dagen spreken, en de veelheid der jaren wijsheid te kennen geven.  

 

 

-

8


 

  Zekerlijk de geest, die in den mens is, en de inblazing des Almachtigen, maakt henlieden verstandig.  

 

 

-

9


 

  De groten zijn niet wijs, en de ouden verstaan het recht niet.  

 

 

-

10


 

  Daarom zeg ik: Hoor naar mij; ik zal mijn gevoelen ook vertonen.  

 

 

-

11


 

  Ziet, ik heb gewacht op ulieder woorden; ik heb het oor gewend tot ulieder aanmerkingen, totdat gij redenen uitgezocht hadt.  

 

 

-

12


 

  Als ik nu acht op u gegeven heb, ziet, er is niemand, die Job overreedde, die uit ulieden zijn redenen beantwoordde;  

 

 

-

13


 

  Opdat gij niet zegt: Wij hebben de wijsheid gevonden; God heeft hem nedergestoten, geen mens.  

 

 

-

14


 

  Nu heeft hij tegen mij geen woorden gericht, en met ulieder woorden zal ik hem niet beantwoorden.  

 

 

-

15


 

  Zij zijn ontzet, zij antwoorden niet meer; zij hebben de woorden van zich verzet.  

 

 

-

16


 

  Ik heb dan gewacht, maar zij spreken niet; want zij staan stil; zij antwoorden niet meer.  

 

 

-

17


 

  Ik zal mijn deel ook antwoorden, ik zal mijn gevoelen ook vertonen.  

 

 

-

18


 

  Want ik ben der woorden vol; de geest mijns buiks benauwt mij.  

 

 

-

19


 

  Ziet, mijn buik is als de wijn, die niet geopend is; gelijk nieuwe lederen zakken zou hij bersten.  

 

 

-

20


 

  Ik zal spreken, opdat ik voor mij lucht krijge; ik zal mijn lippen openen, en zal antwoorden.  

 

 

-

21


 

  Och, dat ik niemands aangezicht aanneme, en tot den mens geen bijnamen gebruike!  

 

 

-

22


 

  Want ik weet geen bijnamen te gebruiken; in kort zou mijn Maker mij wegnemen.   

 

 

-

Job 33

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: